Cookievoorkeuren
InstellingenIk ga akkoord
25 juli 2022

Het Innovatielab wordt bewust breed inzetbaar

Het nieuwe Innovatielab is in de Van der Hoeven Kliniek te vinden op een symbolische plek: "Het ligt aan wat we de 'buitendienstgang' noemen: halverwege de kliniek en 'buiten'," vertelt hoofd Onderzoek Wineke Smid enthousiast. Daarmee illustreert het lab ook de positie van de afdeling Onderzoek: "Innovatie en onderzoek zijn een doorgeefluik tussen klinische praktijk en wetenschap. We vertalen wetenschappelijke inzichten naar de kliniek en onderzoeken oplossingen die in de kliniek blijken te werken, om ze wetenschappelijk te kunnen onderbouwen."

Mede door de locatie kan het lab verschillende functies vervullen: wetenschappelijk onderzoek met patiënten en proefpersonen van buiten de kliniek, de behandeling van patiënten, het trainen van medewerkers en het afnemen van testen. "Een vaste test- en onderzoeksruimte in de kliniek stond altijd al op onze verlanglijst. Seksuologisch onderzoek verrichten we tot nu toe in Leiden, maar het is lastig om mensen uit de kliniek daarnaartoe te brengen," legt Smid uit. "Daarnaast willen we met virtual reality (VR) aan de slag, wat voor onderzoek en therapie steeds interessanter en betaalbaarder wordt."

Het Innovatielab is niet groot. "Met wat 'klap-en-vouwwerk' is het op verschillende manieren te gebruiken. Met een tafel, stoel en laptops is het geschikt voor testafnames. Als je de meubels opzijschuift, ontstaat een VR-ruimte met vrij vloeroppervlak, zodat een proefpersoon in een virtuele omgeving handelingen kan uitvoeren. Met verrijdbaar meubilair en schermen bouwen we het om tot seksuologisch lab. We hebben daarvoor dezelfde apparatuur als het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam, het Leids Universitair Medisch Centrum en het Erasmus MC in Rotterdam, zodat we als onderzoekers elkaars lab kunnen gebruiken en proefpersonen minder ver hoeven te reizen."

360-gradenfilmpjes
Smid vertelt dat de eerste onderzoeken in het lab naar verwachting na de zomer van 2021 beginnen. "Het onderzoek van Eveline Schippers (projectmanager behandelzaken bij de Waag) is een echt 'binnen-buiten-onderzoek'; daaraan doen ook proefpersonen van buiten mee. Schippers onderzoekt de invloed die emoties en seksuele opwinding op elkaar kunnen hebben. Daarbij wordt gebruikgemaakt van seksuele stimuli in VR. Dat gebeurt met 360-gradenfilmpjes: een geprojecteerde virtuele omgeving rondom de proefpersoon, waardoor deze meer 'ondergedompeld' wordt in de emoties. Eind 2021 begint ook het onderzoek van Edwin Wever (onderzoeker bij de Van der Hoeven Kliniek) naar het effect van gepersonaliseerde 'approach avoidance'-training met behulp van VR. Met approach avoidance kun je een bijdrage leveren aan de behandeling, door - even heel eenvoudig gezegd - iemand met een verslaving te helpen om met die verslaving om te gaan. Stel dat iemand alcoholverslaafd is, dan kun je diegene trainen hoe te reageren op de keuze tussen een glas bier of een glas melk. In het onderzoek wordt die stimulus in VR gepersonaliseerd, zodat iemand die niet van melk houdt, in plaats daarvan een glas cola te zien krijgt."

Investeren
Het uitgangspunt was dat de apparatuur geen beperking vormt, vertelt Smid. "Het afgelopen jaar hebben we zorgvuldig uitgezocht welke mogelijkheden we nodig hebben, wat dat betekent voor de ruimte, de apparatuur en het meubilair, maar ook voor de benodigde ICT-kennis. In een later stadium willen we bijvoorbeeld werken met 'gerenderde' VR, waarbij proefpersonen in VR zaken kunnen aanraken. Daarvoor heb je een stevige computerserver en speciale handschoenen nodig. Om het lab zo efficiënt mogelijk te kunnen gebruiken, zijn ook twee laptops voor het voorbereiden van experimenten aangeschaft, zodat parallelle onderzoeken mogelijk zijn. We investeren nu veel tijd in de apparatuur en in de kennis ervan, om deze maximaal te benutten." De faciliteiten van het Innovatielab zijn bedoeld voor onderzoek én therapie, benadrukt Smid. "Dat is het mooie van dit werk: je staat met één been in de kliniek, en met het andere in de wetenschap."

Dit artikel is eerder verschenen in het jaarverslag 2020